Wettelijk kader:
Een concessie van alleenverkoop is een contract waarbij de concessionaris van de concessiegever het recht krijgt om in een bepaald gebied exclusief op te treden als concessiehouder.
Een dergelijke concessie van alleen verkoop wordt geregeld door de artikelen X.35 tot X.40 van het Wetboek Economisch Recht.
De beëindiging van een concessieovereenkomst:
De regels over de beëindiging van een concessie van alleenverkoop wordt geregeld door de artikelen X.36 en X.37 van het Wetboek van Economisch Recht.
Artikel X.36 van het Wetboek Economisch Recht luidt als volgt:
“Een voor onbepaalde tijd verleende, aan deze titel onderworpen verkoopconcessie kan, behalve bij grove tekortkomingen van één van de partijen aan haar verplichtingen, niet worden beëindigd dan met een redelijke opzeggingstermijn of billijke vergoeding die door partijen worden bepaald bij de opzegging van het contract. Zijn partijen het niet eens, dan doet de rechter uitspraak naar billijkheid, eventueel met in achtneming van de gebruiken.
Daarnaast heeft de concessiehouder eventueel recht op een bijkomende billijke vergoeding conform artikel X.37 van het Wetboek Economisch Recht.
Deze vergoeding wordt, al naar het geval, geraamd in functie van de volgende elementen:
- De bekende meerwaarde inzake cliënteel die door de concessiehouder is aangebracht en die aan de concessiegever verblijft na de beëindiging van het contract;
- De kosten die de concessiehouder gedaan heeft met het oog op de exploitatie van de verkoopconcessie en die aan de concessiegever voordelen mochten opleveren na het eindigen van het contract;
- Het rouwgeld dat de concessiehouder verschuldigd is aan het personeel dat hij verplicht is te ontslaan ten gevolge van de beëindiging van de verkoopconcessie.
Indien partijen het niet eens zijn dan doet de rechter uitspraak naar billijkheid, eventueel in achtneming van de gebruiken”.
Toepassing van de wettelijke regeling:
I.v.m. de beëindiging van de verkoopconcessie van een merk garagehouder oordeelde de Rechtbank van Eerste Aanleg als volgt:
“Het is niet zo dat bij de beëindiging van een verkoopconcessie door de concessiegever de verleende opzeggingstermijn de concessiehouder de mogelijkheid moet geven om een gelijkaardige of gelijkwaardige concessie te vinden. In een veranderende markt, waarin distributienetwerken steeds vaker worden geherstructureerd naar netwerken met veel minder maar grotere distributeurs, zou dit criterium trouwens leiden tot eindeloze opzeggingstermijnen. Een reconversie bij de opgezegde concessiehouder kan dus ook bestaan uit het stopzetten van elke activiteit en het verkopen of verhuren van de bedrijfsgebouwen.
Bij het beoordelen van de vraag welke termijn nodig is voor een concessiehouder om zich een gelijkwaardig inkomen te verschaffen, desnoods door reconversie, is de lange duur van de concessie op zich zeker niet doorslaggevend. Meer relevant is of er nog grote investeringen zijn gedaan die moeten worden afbetaald. Hoe langer een concessie duurt, hoe groter de kans dat de belangrijkste grote investeringen zijn afgeschreven.
Belangrijke criteria voor de beoordeling van de redelijkheid van een opzeggingstermijn zijn, enerzijds, het aandeel van de concessie in de ganse activiteit van de concessiehouder en, anderzijds, de behaalde verkoopresultaten van de concessiehouder.
In de sector van de autodistributie is het niet zo dat een verkoopconcessie nooit de totaliteit van de omzet van een garage kan vertegenwoordigen. Strikt genomen is het inderdaad mogelijk om een onderscheid te maken tussen wat wordt verdiend met de verkoop van nieuwe wagens en de rest. In de praktijk is evenwel duidelijk dat het ene met het andere samenhangt. Wie een nieuw voertuig koopt, laat dit – alleen al omwille van garantieredenen – onderhouden en herstellen bij de merkgarage. Via de invalshoek van de verkoop kan een stabiel cliënteel worden opgebouwd voor onderhoud en herstellingen dat, zo de service goed is, de garage trouw blijft, ook wanneer een nieuwe wagen moet worden aangeschaft. In die zin zorgt de concessie van alleenverkoop van de wagens voor de quasi volledige omzet. Het wegvallen van dergelijke concessie maakt het dus moeilijker om een gelijkwaardig inkomen te verkrijgen.”
Belangrijk in dit vonnis is dat de rechter van oordeel is dat niet de duur van de concessie doorslaggevend is doch wel het aandeel van de concessie in de activiteit van de concessionaris en de behaalde verkoopresultaten van de concessiehouder.
In de praktijk is de bepaling van de redelijke opzegvergoeding en de eventuele bijkomende vergoeding zeer moeilijk te voorspellen en het resultaat van onderhandelingen tussen partijen.
Wanneer partijen het niet eens zijn zal de rechter heel vaak een salomonsoordeel vellen.
Daarom is de bijstand van een advocaat handelsrecht van het grootste belang.
Heeft U vragen over handelsrecht in het algemeen of over de concessie in het bijzonder, aarzel niet om ons te contacteren.
Peterfreund & Associates is uw advocatenkantoor in Antwerpen!