Het geheim van het onderzoek:
Wanneer tegen iemand strafrechtelijk onderzoek loopt is dit “geheim”.
Dit betekent dat in principe zolang het onderzoek niet afgesloten is, slechts uitzonderlijk een mogelijkheid bestaat om inzage te krijgen in het lopende dossier.
Hierop bestaan uiteraard uitzonderingen.
Zo zal een verdachte die aangehouden is en in voorlopige hechtenis zit vanzelfsprekend zelf of via zijn advocaat toegang krijgen tot het strafdossier elke keer dat de rechtbank moet oordelen over de verlenging van de voorlopige hechtenis.
Vraag is echter of ook op andere momenten bepaalde betrokkenen inzage kunnen krijgen in het lopende dossier.
Soorten strafrechtelijk onderzoek:
De strafrechtelijke onderzoeken kunnen onderverdeeld worden in twee categorieën:
De opsporingsonderzoeken en de gerechtelijke onderzoeken.
Een opsporingsonderzoek is een strafrechtelijk onderzoek dat autonoom gevoerd wordt door het Parket of het O.M.
In sommige gevallen zal het Parket een onderzoeksrechter laten aanstellen.
In dat geval spreekt men over een gerechtelijk onderzoek.
Het verschil tussen beide soorten onderzoeken bestaat erin dat men algemeen mag stellen in een opsporingsonderzoek geen maatregelen of onderzoeksdaden gesteld kunnen worden die bepaalde rechten en vrijheden van individuen schenden.
Verschil in inzagerecht?
Is er nu een verschil wat het inzagerecht betreft in een lopend onderzoek wanneer het om een gerechtelijk onderzoek dan wel opsporingsonderzoek gaat?
In ieder geval diende elke belanghebbende, of het nu ging om de verdachte, de burgerlijke partij of iemand anders steeds inzage te vragen aan degene die het onderzoek leidt.
Voor een opsporingsonderzoek was dat de Procureur des Konings en voor het gerechtelijk onderzoek de aangestelde onderzoeksrechter.
Tot zover was er dus geen verschil tussen beide soorten onderzoeken wat het inzagerecht van het strafdossier betrof.
Wel was er een verschil in behandeling tussen beide soorten onderzoeken wanneer de bevoegde autoriteit weigerde inzage te verlenen.
In geval van een opsporingsonderzoek was er geen enkele beroepsmogelijkheid voorzien.
Dit betekende dat wanneer de Procureur weigerde om een partij inzage te verlenen, deze partij zich hierbij diende neer te leggen.
In het kader van een gerechtelijk onderzoek was er echter wel een beroepsmogelijkheid.
Wanneer de onderzoeksrechter immers weigerde inzage te verlenen aan een belanghebbende, kon deze steeds beroep aantekenen bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling.
Discriminerend:
Het Grondwettelijk Hof oordeelde echter dat er onvoldoende redenen waren voor dit verschil in behandeling.
De wetgever diende dan ook opnieuw na te denken over dit verschil in onderscheid om te vermijden dat belanghebbenden aan wie de inzage in het strafdossier geweigerd werd in het kader van een opsporingsonderzoek, zich opnieuw tot het Grondwettelijk Hof zouden wenden.
Nieuwe regeling:
De verzamelwet van 18 maart 2018 maakte definitief een einde tussen dit verschil in behandeling.
De wetgever creëerde een specifieke procedure voor de behandeling van de verzoeken van de verdachte of van de degene die een verklaring van benadeelde persoon heeft afgelegd tot het verkrijgen van een inzage of afschrift van het dossier in de fase van het opsporingsonderzoek.
Nu bestaat ook de mogelijkheid om in het kader van een opsporingsonderzoek beroep aan te tekenen bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling wanneer de Procureur weigert om inzage te verlenen in een lopend opsporingsonderzoek.
Met deze wet wordt dus een einde gemaakt aan een ongefundeerde verschil in behandeling tussen het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek.
Hiermee groeien deze beide soorten onderzoeken steeds meer naar elkaar toe.
Het is dan ook steeds van groot belang om altijd een advocaat strafrecht te raadplegen die U op deskundige wijze zal kunnen bijstaan.
Heeft U vragen over strafrecht in het algemeen of uw dossier in het bijzonder?
Neem snel contact met ons op, Peterfreund & Associates uw advocaat uit Antwerpen.