Via de ‘Wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid’ werd de verjaringstermijn van een gewone verkeersovertreding verlengd van 1 naar 2 jaar. Op zich geen probleem voor het Grondwettelijk Hof, ware het niet dat de wetgever de verlenging van deze verjaringstermijn met terugwerkende kracht heeft ingevoerd.
Daardoor herleeft de strafvordering van feiten die normaal gezien verjaard zouden zijn. Dit vormt een onredelijke inbreuk op de rechtszekerheid die de verjaringstermijn waarborgt, aldus het Hof. De bepaling schendt daardoor de Grondwet.
De terugwerkende kracht van de verlengde verjaringstermijn stelt problemen voor feiten die zouden verjaren tussen 15 februari 2018 (de retroactieve inwerkingtreding van de wijzigingswet) en 15 maart 2018 (de publicatiedatum van de wijziginswet). Stel bijvoorbeeld dat de strafvordering volgens de oude regels zou verjaren op 8 maart 2018 (dus net vóór publicatie van de wijzigingswet), dan wordt dat plots 8 maart 2019 als gevolg van de retroactieve inwerkingtreding van de wijzigingswet op 15 februari 2018. De strafvordering herleeft dus. De betrokkene kan toch nog vervolgd of berecht worden nadat hij er eigenlijk al van uit ging dat de verjaringstermijn verstreken was.
Afbreuk aan rechtszekerheid
Dat de wetgever de verlenging van de verjaringstermijn van de strafvordering doet ingaan met terugwerkende kracht, doet volgens het Grondwettelijk Hof dan ook, zonder redelijke verantwoording, afbreuk aan de waarborg van rechtszekerheid die met de verjaring wordt beoogd.Of zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het verwoordt: “Verjaringstermijnen hebben verschillende doeleinden, waaronder het waarborgen van de rechtszekerheid door een termijn voor de rechtsvorderingen vast te stellen en het verhinderen van een aantasting van de rechten van de verdediging waaraan afbreuk zou kunnen worden gedaan indien de rechtbanken zich zouden moeten uitspreken over de gegrondheid van bewijselementen die onvolledig zouden zijn wegens de verstreken tijd.”
In lijn met rechtspraak Hof van Cassatie
Arrest nr. 54/2019 van het Grondwettelijk Hof ligt in de lijn met een eerdere uitspraak van het Hof van Cassatie. Dat oordeelde in zijn arrest 165/2015 dat ”het feit dat een misdrijf dat reeds strafbaar was op het ogenblik dat het werd begaan, nog met dezelfde straffen zou kunnen worden gestraft na het verstrijken van de verwachte termijn van verjaring, voor een niet te verantwoorden onzekerheid zorgt”.
Bron: jura.be
Nood aan een goed advocatenbureau te Antwerpen? Contacteer ons voor een advies.