Onlangs heeft de wetgever een aantal regels van het huwelijksvermogensrecht aangepast en verduidelijkt. De bedoeling van de wetgever is een einde te maken aan een aantal twistpunten uit de praktijk.
Tijdstip van de waardering van bepaalde goederen
Artikel 1430 BW bevat de volgorde van de verrichtingen van vereffening-verdeling.
Aan dit artikel wordt een tweede paragraaf toegevoegd waarin voor bepaalde goederen in de te verdelen massa wordt afgeweken van het tijdstip van waardering dat als algemene regel geldt.
Krachtens de algemene regel moeten de goederen in de te verdelen massa worden gewaardeerd op het ogenblik van de verdeling (nieuw art. 1430, §1 BW).
Voor de vermogenswaarde van vennootschapsaandelen, de vermogenswaarde van beroepsgoederen en de economische waarde van het cliënteel geldt evenwel het tijdstip van ontbinding van het stelsel als waarderingsmoment.
Voor deze goederen wordt met andere woorden de waarde op het ogenblik van ontbinding van het stelsel in de te verdelen massa opgenomen. De door de wetgever geformuleerde uitzonderingen zijn verantwoord omdat vanaf de ontbinding van het stelsel het gemeenschappelijk vermogen geen recht meer heeft op de beroepsinkomsten aangezien elke echtgenoot het exclusief recht op zijn beroepsinkomsten herwint, alsook omdat de drie voormelde goederen na de ontbinding in waarde kunnen stijgen of verminderen door toedoen van de beroepsactieve echtgenoot die het exclusief recht op deze goederen geniet.
Bijkomende vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen
Wanneer een echtgenoot gelden uit het gemeenschappelijk vermogen heeft opgenomen om een eigen schuld te voldoen dan is hij ten belope van die bedragen vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen.
Hij is eveneens vergoeding verschuldigd telkens wanneer hij persoonlijk voordeel uit het gemeenschappelijk vermogen heeft getrokken.
Aan dit artikel wordt door de Wet Wijziging Huwelijksvermogensrecht en Reparatie Erfwet een tweede lid toegevoegd waarin een bijkomende grond tot vergoeding aan het gemeenschappelijk vermogen is opgenomen.
Voortaan is ook een vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen wanneer dit vermogen inkomsten misloopt omdat een echtgenoot zijn beroep uitoefent in een vennootschap waarvan de aandelen hem eigen zijn en hij als echtgenoot-vennoot en beheerder of zaakvoerder niet behoorlijk wordt vergoed voor zijn professionele activiteiten.
Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de uitkeringen van de vennootschap minimaal waren omdat de winst van de vennootschap niet werd uitgekeerd aan de echtgenoot-vennoot en beheerder of zaakvoerder.
In dat geval is een vergoeding verschuldigd aan het gemeenschappelijk vermogen “voor de netto- beroepsinkomsten die het gemeenschappelijk vermogen niet heeft ontvangen en redelijkerwijze had kunnen ontvangen indien het beroep niet binnen een vennootschap was uitgeoefend”.
Concreet zal de echtgenoot-eiser het recht op vergoeding en de omvang van de vergoeding moeten bewijzen, en zal omgekeerd de echtgenoot-verweerder om aan de vergoeding te ontkomen moeten aantonen dat de vergoedingsvoorwaarden niet vervuld zijn. Daarvoor kan hij bv. verwijzen naar bedrijfseconomische redenen die de minimale uitkeringen door de vennootschap verantwoorden.
Heeft u vragen over echtscheiding? Contacteer Daniel Peterfreund, uw advocaat te Antwerpen.