Volgens artikel 203§1 B.W. zijn ouders gehouden om naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen.
Indien de opleiding niet voltooid is loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.
Dit artikel leidt soms tot discussies tussen gescheiden ouders.
Zo stelt zich de vraag of een studerend kind nog uitmaakt van het gezin dan wel als zelfstandig beschouw dient beschouwd te worden.
Voor zover het kind deel uitmaakt van het gezin zijn de ouders gehouden tot bijdrage in de kosten van de studies.
Voor zover het kind volledig zelfstandig is, is dit niet het geval.
Deze vraag werd voorgelegd aan de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brugge.
Deze oordeelde in een arrest van 30 oktober 2017 als volgt:
“Het bewijs dat een studerend kind effectief en op bestendige wijze de gezinswoning heeft verlaten en dat het kind de wil heeft om een afzonderlijk gezin te stichten moet worden geleverd aan de hand van een geheel van concrete, feitelijke omstandigheden.
De afzonderlijke domiciliëring, het feit dat de ouders het kind het kind niet hebben vermeld als persoon ten laste in hun aangifte en het feit dat het kind de gestorte bedragen als inkomsten heeft aangegeven, zijn op zich geen afdoende bewijsmiddelen van het geen deel uitmaken van het gezin. Het betreft enkel administratieve formaliteiten.
Ook de omstandigheden dat het studerend kind, zonder zelf inkomsten te hebben, een appartement huurt of bij een vriend gaat inwonen, een eigen financiële rekening heeft en de ontvangen bedragen heeft gebruikt, kunnen niet doen besluiten dat het studerend kind geen deel meer uitmaakt van het gezin.
Het feit meerderjarig te zijn en/of het feit samen te wonen met een derde persoon zijn op zich geen aanwijzingen van een definitieve breuk met het gezin.
Wanneer een studerend kind om studieredenen het familiale milieu verlaat en de kosten van woonst, kleding en ontspanning dekt d.m.v. bijdragen van de ouders, blijft het nog deel uitmaken van het gezin.”
De Rechtbank van Eerste Aanleg heeft volgens ons hierbij een terechte toepassing gemaakt van artikel 203 B.W.
Rechtbanken zullen slechts met omzichtigheid besluiten dat hun kind geen deel uitmaakt van het gezin, met name wanneer dit zeer duidelijk en op onmiskenbare wijze blijkt uit alle feiten.
Als hierover twijfel is, zal de rechtbank hoogst waarschijnlijk de ouders veroordelen tot een alimentatiebijdrage voor het kind ook al heeft deze de woning verlaten om te studeren.
Het spreekt echter voor zich dat voor zover het kind de woning verlaten heeft en zelf inkomsten uit arbeid verwerft, geen alimentatie voor dit kind verschuldigd zal zijn.
Uiteraard moet het gaan om voldoende inkomsten met uitsluiting van vb. weekend of vakantiewerk.
Heeft U vragen over echtscheiding of zoekt U een advocaat echtscheiding?
Contacteer Peterfreund & Associates, uw advocaat te Antwerpen!