Wie verdacht wordt van betrokkenheid bij het plegen van een misdrijf werkt niet altijd spontaan mee met de autoriteiten.
In sommige gevallen zal de onderzoeksrechter dan ook een aanhoudingsbevel uitvaardigen om de politie toe te laten de verdachte aan te houden.
Ingewikkelder wordt het wanneer de verdachte zich in het buitenland bevindt.
In dat geval dient er een zogenaamd “internationaal” aanhoudingsbevel te worden uitgevaardigd.
De vraag hoe effectief een dergelijk internationaal aanhoudingsbevel is, is vaak afhankelijk van de vraag of er tussen het land die het land dat het bevel uitvaardigt en dat waar het bevel ten uitvoer wordt gelegd een verdrag bestaat.
Vaak worden de internationale aanhoudingsbevelen voor de bevoegde rechtbank betwist hetgeen kan resulteren in een lange procedures.
Om één en ander te vereenvoudigen heeft de Europese Unie ervoor gekozen het Europees aanhoudingsbevel in te voeren.
Wetgevend kader:
In België worden de regels m.b.t. het Europees aanhoudingsbevel geregeld door de wet van 19 december 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel.
Zeer beperkte weigeringsgronden:
De gronden waarop een rechter zich mag baseren om de ten uitvoerlegging van een dergelijk Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd door een Europese lidstaat te weigeren zijn zeer beperkt.
De weigeringsgronden voor de tenuitvoerlegging van het Europees bevel worden geregeld in de artikelen 4 tot en met 8 van de wet.
Conform artikel 4 wordt de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel in de volgende gevallen geweigerd:
– Wanneer het aanhoudingsbevel betrekking heeft op een feit waarvoor in België een amnestiewet geldt voor zover krachtens de Belgische wet vervolging wegens de feiten kon worden ingesteld.
– Wanneer uit de gegevens waarover de rechter beschikt blijkt dat in België of in een andere lidstaat ten aanzien van de gezochte persoon wegens dezelfde redenen een definitief vonnis uitgesproken is, op voorwaarde dat in geval van veroordeling de straf is ondergaan, uitgevoerd wordt of krachtens de wetgeving van die lidstaat niet meer gevoerd kan worden, of wanneer in België of in een andere lidstaat wegens dezelfde feiten een andere definitieve beslissing is genomen die de latere instelling van vervolging belet.
– Wanneer de persoon op wie het aanhoudingsbevel betrekking heeft gelet op zijn leeftijd krachtens de Belgische wet nog niet strafrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor deze feiten.
– Wanneer de strafvordering of de straf volgens de Belgische wet verjaard is en de Belgische rechtbanken bevoegd zijn om kennis te nemen van de feiten.
– Wanneer ernstige redenen bestaan om te denken dat de uitvoering van het bevel afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de betrokken persoon zoals voorzien door artikel 6 van het verdrag betreffende de Europese Unie.
Artikel 5 bepaalt dat geen Europees aanhoudingsbevel uitgevoerd kan worden wanneer de feiten volgens het Belgische recht niet strafbaar zijn.
Vervolgens voorziet artikel 5 in een aantal uitzonderingen op deze regel voor zover de feiten in de uitvaardigende lidstaat met een maximale gevangenisstraf van minimaal drie jaar worden bestraft.
Het gaat o.a. over deelneming aan een criminele organisatie, terrorisme, mensenhandel, corruptie, computercriminaliteit, oplichting…
Artikel 6 van de wet voorziet verder dat de tenuitvoerlegging kan geweigerd worden (dus geen verplichting) in volgende gevallen:
– Wanneer de persoon op wie het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft in België wordt vervolgd voor dezelfde feiten.
– Wanneer een Belgische rechtbank beslist heeft geen vervolging in te stellen wegens het feit waarop het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft of een einde heeft gemaakt aan die vervolging.
– Wanneer uit de gegevens waarover de rechter beschikt blijkt dat in een staat die geen lid van de Europese Unie ten aanzien van de betrokken persoon wegens dezelfde feiten een definitief vonnis is uitgesproken op voorwaarde dat in geval van veroordeling de straf is ondergaan, thans ten uitvoer wordt gelegd of krachtens de wetgeving van die staat niet meer ten uitvoer kan worden gelegd.
– Wanneer het Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een straf of van een veiligheidsmaatregel, de betrokken persoon Belg of Belgische ingezetene is of in België verblijft, en de bevoegde Belgische autoriteiten zich ertoe verbinden die straf of veiligheidsmaatregel overeenkomstig de Belgische wetgeving ten uitvoer te leggen.
– Wanneer het Europees aanhoudingsbevel betrekking heeft op strafbare feiten die:
* Geheel of gedeeltelijk gepleegd zijn op het Belgische grondgebied of op een plaats die met dat grondgebied wordt gelijk gesteld.
* Gepleegd zijn buiten het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat en het Belgische recht niet voorziet in vervolging wegens dezelfde feiten gepleegd buiten het Belgische grondgebied.
Tot slot voorziet artikel 7 dat de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel kan worden geweigerd wanneer de betrokkene niet in het persoon is verschenen op het proces dat tot het verstekvonnis heeft geleid, tenzij in het Europees aanhoudingsbevel is vermeld dat, overeenkomstig andere in het Nationale recht van de uitvaardigende lidstaat bepaalde procedurevoorschriften gelden die tot een ander besluit leiden.
Ondanks de zeer strikte regelgeving, zijn er aldus mogelijkheden om zich te verzetten tegen de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel.
Heeft U hier vragen over? Neem dan gerust contact met on op.
Ons kantoor is gespecialiseerd in strafrecht en helpt U graag verder. Peterfreund & Associates, uw advocatenkantoor te Antwerpen!