Iedere zelfstandige neemt per definitie bepaalde risico’s.
Wanneer het één en ander verkeerd loopt en een schuldeiser overgaat tot het leggen van beslag op de goederen van de zelfstandige, loopt ook diens woning gevaar;
Hierop heeft de wetgever een uitzondering voorzien, met name schrijft de wet voor dat het onroerend goed van de zelfstandige dat tot zijn hoofdverblijfplaats dient, in principe onbeslagbaar is.
Dit betreft een onbeslagbaarheid met betrekking tot schulden die verband houden met de zelfstandige activiteit.
Dit betreft een uitzondering op het principe van de ondeelbaarheid van het vermogen.
In een recent arrest (3 oktober 2014) heeft het Hof van Cassatie dit uitzonderingsprincipe enigszins vernauwd.
Het Hof van Cassatie oordeelde dat deze bescherming slechts geldt zolang het onroerend goed als hoofdverblijfplaats door de zelfstandige wordt betrokken.
Dit betekent dat wanneer de zelfstandige verhuist en de woning dus niet langer dienst doet als hoofdverblijfplaats deze bescherming vervalt, zelfs indien de zelfstandige zich opnieuw op het adres in kwestie vestigt.
Voorzichtigheid is dan ook geboden!