In mei 2019 besliste de wetgever om de strafuitvoeringsrechtbanken (SURB’s) de bevoegdheid te verlenen voor de uitvoering van “korte” gevangenisstraffen met een uitvoerbaar gedeelte van maximaal drie jaar. Om de gerechtelijke instanties voldoende tijd te geven zich te organiseren, moest deze overgang uiterlijk op 1 oktober 2020 operationeel zijn. Om echter rekening te houden met de coronacrisis, werd deze einddatum verplaatst naar 1 april 2021. Vandaag geldt een nieuw uitstel tot 1 december 2021.
De bevoegdheidsoverdracht aan de SURB’s moet dus ten laatste op 1 december 2021 een feit zijn. De noodzakelijke wijzigingen worden voorzien via de wet van 17 mei 2006 en de wet van 5 mei 2019 betreffende het externe juridische statuut van veroordeelde personen.
Deze overdracht betekent concreet dat iedereen die tot meer dan 18 maanden detentie veroordeeld is, naar de gevangenis moet. Nadat de gedetineerde een derde van zijn straf heeft uitgezeten, kan hij vervroegde vrijlating vragen. Zes maanden voor zijn eventuele vervroegde vrijlating kan hij de rechter vragen om de rest van zijn straf met een elektronische enkelband of in beperkte detentie uit te zitten. Al deze beslissingen zullen in dossiers met betrekking tot een korte gevangenisstraf onder de bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechter vallen.
Zie ook ons vorig blogbericht over dit onderwerp.
Heeft u vragen over strafrecht? Contacteer Peterfreund & Associates, uw advocatenbureau in Antwerpen.