Derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk: Het principe
Wanneer een contract afgesloten wordt, biedt dit contract in principe alleen maar de partijen die hierbij betrokken zijn.
Wanneer een derde door zijn daad er o.a. voor zorgt dat het contract afgesloten tussen zijn contractspartij en een derde geschonden wordt kan in principe hier niet voor aansprakelijk gesteld worden.
M.a.w. indien A en B een contract hebben C door zijn toedoen ervoor zorgt dat dit contract door A geschonden wordt, kan B partij C in principe niet aanspreken.
Hiervoor bestaat een uitzondering.
Wanneer de derde wist of diende te weten dat door zijn daad de desbetreffende derde schade zou lijden, dan is er sprake van een buitencontractuele fout in hoofde van derde die in principe vreemd is aan het contract.
M.a.w de theorie van de derde medeplichtigheid aan andermans contractbreuk is niets anders dan een toepassing van de algemene regels van de buitencontractuele aansprakelijkheid.
Wat bij vennootschappen?:
Een bijzondere moeilijkheid stelt zich wanneer de derde die aangesproken wordt op basis van de theorie van de derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk een bestuurder is van de vennootschap die contractpartij is.
M.a.w. wat is de regel wanneer vennootschap A met vennootschap B een contract heeft en dat contract geschonden wordt door vennootschap A van een beslissing van diens bestuurder meneer C?
De ondernemingsrechtbank te Luik diende zich hierover uit te spreken.
De rechtbank oordeelde als volgt:
“Een contractuele schuldeiser kan zich niet beroepen op de aansprakelijkheid van de bestuurders van een vennootschap om herstel te verkrijgen van een schade die voortvloeit uit de slecht uitvoering van de overeenkomst.
De terugbetaling van het voorschot dat een vennootschap heeft ontvangen in het kader van de uitvoering van een overeenkomst kan door de contractpartner niet worden gevorderd van het orgaan van die vennootschap, daar het geen andere schade betreft dan die welke voortvloeit uit de uitvoering van de overeenkomst.”
M.a.w. bevestigt de rechtbank het standpunt dat wanneer men een bestuurder aansprakelijk wil stellen op basis van de theorie van de derde-medeplichtigheid, steeds aangetoond moet worden dat de bestuurder tekort is geschoten in de algemene voorzichtigheidsverplichting enerzijds maar anderzijds ook dat de schade waarvoor het slachtoffer vergoeding wil krijgen andere schade is dan de schade die voortvloeit uit de wanuitvoering van de overeenkomst.
Besluit:
De toepassing van de theorie van de derde-medeplichtigheid aan andermans contractbreuk zou geen oplossing bieden om een individuele bestuurder van een vennootschap contractueel aan te spreken voor een fout van de vennootschap zelf.
De toepassing van de leer van de derde-medeplichtigheid op de bestuurder zal enkel mogelijk zijn wanneer de bestuurder tekort geschoten is aan de algemene voorzichtigheidsplicht enerzijds en dan nog enkel indien de geleden schade andere schade is dan de schade die het gevolg is van de niet uitvoering van de overeenkomst.
Heeft U vragen over aansprakelijkheidsrecht?
Neem dan contact op met Peterfreund & Associates, uw advocatenkantoor te Antwerpen.